1
Ten eerste: de smeekbediende moet de smeekbede voor God de Almachtige afronden, en weet de zekerheid dat de Almachtige God alleen in staat is om zijn smeekbede te beantwoorden, dus bidt hij niet behalve God de Almachtige en pleit hij met niemand anders, of hij nu een profeet, een bewaker, een koning, een rechtvaardige dienstknecht of iemand anders is, zei hij. komen: (En wanneer zij een teken zien, bespotten zij het). [Ghafir: 14]